Overzicht

OVERLAPPENDE KENNISVRAGEN BIJ VERSCHILLENDE SPECIALISMEN

Kennishiaten sneller dichten door samen te werken

  • 9 december 2022

Het samenwerkingsverband DCVA brengt als eerste samenhang aan in kennisvragen van verschillende medischspecialistische verenigingen. Achter het initiatief tot een Kennishiatenagenda op het gebied van cardiologische zorg schuilt de NVVC als drijvende kracht. In het binnenkort te verschijnen Kennishiatenrapport zijn 57 overlappende kennishiaten bij elkaar gebracht. De verwachtingen rond deze collectieve onderzoeksagenda zijn hooggespannen.

Portret foto (kleur) Robert Willemsen, Diederik Dippel, Rebecca Abma-Schouten

Met het Kennishiatenrapport wil de DCVA multidisciplinair onderzoek stimuleren, zegt werkgroeplid Rebecca Abma-Schouten namens de pijler Onderzoeksbeleid DCVA. ‘Door samenhangende vraagstellingen van de verenigingen bij elkaar te brengen, kunnen we kansen creëren voor het versnellen van het onderzoek en op die manier bijdragen aan de missie van de DCVA: het terugbrengen van de ziektelast.’

Wildgroei

‘In één oogopslag is nu duidelijk voor welke onderwerpen het belangrijk is om onderzoek van de grond te krijgen’, zegt Abma. ‘We hopen door deze clustering het tempo van onderzoek te verhogen. Als je uitgaat van tien kennishiaten per vereniging en je ziet dat per vereniging slechts één enkel onderzoek in de drie, vier jaar wordt uitgevoerd, dan blijven de meeste kennishiaten voorlopig nog kennishiaten. Het is belangrijk om nú met elkaar te kijken welke kennishiaten er het meest toe doen. Hoe kunnen we die beantwoord krijgen door samen te werken in plaats van de inspanningen te versnipperen?’ Uit de agenda’s van de medisch specialistische verenigingen* kwamen uiteindelijk 57 prioritaire kennisvragen samen. Zij werden in overleg met alle verenigingen ondergebracht in acht clusters: 1. Chronische zorg, 2. Preventie, risicotaxatie en leefstijl, 3. Verbeteren van de persoonsgerichte antitrombotische therapie, 4. (Vroeg)diagnostiek, 5. Coronairlijden (diagnostiek tot behandeling), 6. Aandoeningen van de aorta, 7. Cardiovasculaire interventies en nieuwe technologieën, en 8. Resterende vragen – aspecten om mee te nemen in onderzoek. In cluster 4 staat bijvoorbeeld een onderzoeksvraag over telemonitoring. Huisarts dr. Robert Willemsen was, namens HartVaatHAG, betrokken bij het kennishiatenproject. ‘Als innovatief onderdeel van het zorgproces is dit een heel interessant gebied’, zegt hij. ‘Bovendien vraagt dit thema om goede stroomlijning door alle partijen. Er zijn zoveel apps voor telemonitoring, voor je het weet krijgen patiënten te maken met een wildgroei. We moeten goed kijken of een innovatie echt leidt tot goede zorg.’

Raakvlakken

De verwachtingen van het gemeenschappelijk oppakken van kennishiaten zijn hoog gespannen. Neuroloog prof. dr. Diederik Dippel noemt de vasculaire behandeling in de acute fase als voorbeeld. ‘We zijn erg gericht op het beschermen van het hersenweefsel. De vraag is of we misschien wat minder moeten doen dan we altijd maar zeggen. Wat weten we van de langetermijnbijwerkingen, zoals bloedingen? Het is makkelijk roepen dat je een bepaald medicijn, zoals een sterke plaatjesremmer, je leven lang moet gebruiken, maar hoeveel red je er echt mee en wat brengt het teweeg? Daarin hebben we samen met cardiologen dezelfde vragen.’
Ook Willemsen ziet veel raakvlakken, en daarmee overeenkomstige kennishiaten tussen die van de huisartsen en cardiologen. ‘Het begint al met het goed duiden van klachten. Neem pijn op de borst bij de huisarts. Elf op de twaalf mensen hebben niets ernstigs, maar één op de twaalf wel. Ze lijken erg op elkaar, dus die “ene” eruit filteren is erg lastig. Je kunt er niet omheen dat je veel mensen doorstuurt. Daarin kan wel een efficiëntieslag gemaakt worden als je meer diagnostische middelen hebt, zoals biomarkers. Ook later in het zorgproces hebben we raakvlakken, de huisarts wordt immers weer meer en meer hoofdbehandelaar in geval van chronische cardiologische problemen.’
Dippel herkent de problemen op het vlak van triage. ‘Als wij een patiënt op cardiovasculair gebied zien, dan sturen wij die naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis, maar bij tien procent is méér nodig. Die subgroep wil je eigenlijk meteen naar het interventiecentrum sturen.’

Kansen

Dippel benadrukt het belang van samenwerking, zoals hij die ook al ervaart in het CONTRASTconsortium (gericht op beroerte, red.). ‘De synergie van zoveel partijen bij elkaar, in een open organisatiestructuur met veel onderling vertrouwen, is groot. Alle belangen van de verschillende partijen zijn verenigd en we maken efficiënter gebruik van de bestaande middelen. Als consortium kunnen we gewoon veel meer doen. We zijn hierdoor aantrekkelijker voor funders. Ik hoop dat dit ook gebeurt met de onderzoeksvragen in het Kennishiatenrapport.’ Hij verwacht met deze collectieve kennisagenda een impuls op het gebied van uniformering van de aanlevering van rapportages aan funders en hulp bij het uniformeren van uitwisseling en opslag van digitaal beeldmateriaal zoals röntgenbeelden en CTscans. Ook hoopt hij dat de DCVA als overkoepelende organisatie partijen hiertoe kan motiveren.
Willemsen ziet veel kansen in een betere afstemming tussen eerste en tweede lijn. ‘De samenwerking met de eerstelijnszorg bij het opzetten van onderzoek blijkt soms lastig. Dan wordt er gezegd: we gaan de huisartsen ontlasten en direct de patiënt aanspreken. Daarbij wordt onderschat dat als er vervolgens iets mis is, mensen eerst naar de huisarts gaan met vragen, terwijl die het onderzoek onvoldoende kent. De bedoelingen zijn vaak goed, maar met de afstemming gaat het mis. Het werkt veel beter als je huisartsen in een vroeg stadium van onderzoek constructief laat meedenken en ook vragen die hen bezighouden betrekt bij het onderzoek.’

PROOF OF THE PUDDING

Rebecca Abma-Schouten is als voorzitter van de pijler Onderzoeksbeleid van de DCVA lid van de werkgroep die de Kennishiatenagenda opstelde. In september 2021 werd begonnen met het samenvoegen van alle kennisvragen van de verschillende specialistische verenigingen in één document. Abma: ‘Een van de lastigheden was het uitzoeken van de kennisvragen van de afzonderlijke specialistische kennisagenda’s. Voor de NVVC is het duidelijk: 100 procent van de kennisvragen is hartgerelateerd. Maar voor neurologie bijvoorbeeld is slechts een deel vasculair gerelateerd, een ander deel zal door een ander werkveld beantwoord moeten worden.’ De cardiologische patiënt is een complexe patiënt met verschillende aandoeningen, benadrukt Abma. ‘Daarom past de samenhang die we hebben aangebracht zo goed bij het hart en vaatveld. The proof of the pudding is in the eating: we hebben het nu mooi inzichtelijk gemaakt, maar je kunt pas tevreden zijn als straks goede projecten starten en de vragen echt beantwoord worden.’ Haar oproep aan alle cardiologen: ‘Ik hoop dat onderzoekers die van plan zijn om nieuw onderzoek te starten eerst kijken wat er op onze Kennishiatenagenda staat en zich laten inspireren. Ook hoop ik dat cardiologen in het veld zien dat het echt gaat om concrete, praktische zorgverbetering en dat ze meedoen door hun data te delen en deel te nemen aan registratiegebaseerd onderzoek.’


* De opgenomen medisch specialistische kennisagenda’s in deze analyse zijn van de NVVC, NVvV (Nederlandse Vereniging voor Vaatchirurgie), NVIVG (Nederlandse Vereniging van Internisten Vasculaire Geneeskunde), NVHVV (Nederlandse Vereniging voor Hart en Vaat Verpleegkundigen), NVN (Nederlandse Vereniging voor Neurologie), NVT (Nederlandse Vereniging voor traumachirurgie), HartVaatHAG, Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirugie en de NVvR (Nederlandse Vereniging voor Radiologie), hipprogram en decardioloog.nl/dcva.html.

R. (Rebecca) Abma-Schouten is manager Onderzoek en Zorginnovatie bij de Hartstichting. In 2014 was zij initiatiefnemer voor de ontwikkeling van de onderzoeksagenda voor hart en vaatziekten, die in 2020 is geëvalueerd en herijkt.

Dr. R. (Robert) Willemsen is huisarts, cursuscoördinator kaderopleiding Hart en Vaatziekten en onderzoeker aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde, Maastricht University.

Prof. dr. D.W.J. (Diederik) Dippel is neuroloog en hoogleraar acute behandeling van neurovasculaire aandoeningen bij het Erasmus MC. Hij is onderzoeksleider van het CONTRAST-consortium.